Dirk Olsthoorn

Over dyslexie, nog even

‘Dyslexie is het gevolg van slecht onderwijs’ stond er in de kop van het nieuws. En het was deze keer niet de Telegraaf die deze ongenuanceerd prikkelende titel bedacht. Het was het AD, maar het werd door alle media klakkeloos overgenomen. Ook door media die gespecialiseerd zijn in nieuws over kinderen, opvoeding of onderwijs.

Vanuit het dyslectische kind gedacht vind ik dat onbegrijpelijk. Dyslectische leerlingen oefenen zich het schompes. Soms is het best haalbare resultaat dat deze leerlingen leren omgaan met hun handicap. Ze kunnen ook na intensieve behandeling nog niet zelfstandig een eenvoudige tekst lezen. Alles moet worden voorgelezen. Echt, het komt voor. Dyslexie heb je in verschillende gradaties. Met als overeenkomst dat behandeling gericht op het vergroten van de leesvaardigheid, zorgt voor kleine stapjes vooruit.

En juist die leerlingen, die misschien nét na keihard oefenen de kop van het AD kunnen lezen, krijgen dan te horen dat het hun eigen schuld is. Dat ze eigenlijk gewoon niet goed hun best hebben gedaan op school. Want zo voelt dat dan, volgens mij. Maar misschien heb ik weer eens last van mijn empathisch vermogen en valt het allemaal wel mee.

Het artikel zelf is, zoals zo vaak, veel genuanceerder dan de kop doet vermoeden: ‘Er worden onnodig veel kinderen gediagnosticeerd met ernstige lees- en rekenproblemen, zegt dyslexiehoogleraar Anna Bosman. [...] Hoogleraar Ben Maassen: “De praktijk is nu dat kinderen met dyslexie op school minder hoeven te lezen en te spellen, terwijl ze juist méér moeten oefenen.” Hij benadrukt dat erfelijke dyslexie wel degelijk bestaat, maar dat niet meer dan 5 procent van de bevolking daarmee te maken heeft.’

Daar kan ik mij wel in vinden. En 5 procent, dat is nog steeds 5 op 100. Dat betekent dat gemiddeld in elke klas minstens een leerling zit met dyslexie.

Buiten fietsen met de OKP

Zwift is leuk, maar buiten fietsen is nog veel leuker. Zeker op zondag, met de Oostzaanse kerkploeg. Die zo heet, omdat er wordt verzameld bij de kerk in Oostzaan. Maar dat is logisch. Verslag van een heroïsch ritje. In opdracht van Paul, want volgens Paul schrijft de winnaar het verslag.

Vandaag heb ik de kerk niet gezien. We verzamelden met de Purmerendse bende bij de Melkwegbrug. Om stipt 9.30 uur vertrokken Renzo, Percy, Peter en ik richting Oostzaan. Via de Melkweg richting Purmerland en ergens bij een fietsviaduct moet ik door glas zijn gereden. Terwijl de rest doorfietste had ik ongeveer 20 minuten de tijd om mijn binnenband te vervangen. Ik haalde een scherp stuk glas van bijna een centimeter lang uit mijn band. Met een klein rotpompje duurde het tien minuten voordat ik de nieuwe band enigszins op spanning had gekregen. Ondertussen was Olaf aan komen rijden. Vanwege een blessure zou Olaf met de B-ploeg meerijden. Maar hij bedacht zich en we reden samen richting Oostzaan. Vlak voor Oostzaan kwam het peloton aangeraasd, ze hadden er zin in. We hadden maar net genoeg tijd om te keren en moesten even flink aanzetten om te kunnen volgen. lees verder >>

Onderwijsvernieuwing

Vernieuwing. Bij het ministerie van onderwijs zijn ze er dol op. En als de onderwijskundigen op het ministerie het zelf niet kunnen verzinnen, dan wordt het wel bedacht door de VO-raad, de PO-raad, de Onderwijsraad, en weet ik veel wat voor adviesraden er nog meer zijn. Tel daar een ambitieuze minister en een staatsecretaris bij op, en het feest van vernieuwing is compleet. De ene onderwijsvernieuwing is nog niet afgerond, of de andere staat al weer voor de deur. Het idee achter een vernieuwing is vaak dat het een probleem moet oplossen. De aansluiting VWO naar WO is slecht: studiehuis. Leerlingen kunnen slecht rekenen: invoering van het rekenexamen. De aansluiting van VMBO naar MBO moet beter: we bedenken nieuwe examenprogramma’s. De mensen hebben geen normen en waarden meer: we gooien er een cursus burgerschap tegenaan. En ga zo maar door. Het zou interessant zijn om eens te meten wat het rendement is van al die vernieuwing.

Ik hoorde eens een collega zeggen dat onderwijsvernieuwing niet bestaat. “Onderwijsontwikkeling, dat bestond wel.” Ik was zelf net enthousiast bezig het onderwijs te vernieuwen op dezelfde school en wilde het niet horen. Met een team bevlogen docenten voerden we de weektaak in en ontwikkelden we contextrijke opdrachten. Naast cijfers was er ook aandacht voor het ontwikkelen van vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling. Het was zo anders dan ik tot dan toe had meegemaakt, dat ik het graag bestempelde als vernieuwing. We gingen de wereld veranderen. Het gaf veel voldoening om als team samen stappen te zetten. Het ging wel met vallen en opstaan, maar we waren niet bang om fouten te maken.

Als ik terugkijk, dan was er weinig nieuws onder de zon. Alles wat we invoerden was al eens bedacht en gedaan. En niet één keer, maar wel honderd keer. We keken het ook letterlijk af van scholen waar we naar toe gingen ter inspiratie. Mijn collega had gelijk, onderwijsontwikkeling is een betere term. Ontwikkeling geeft aan dat het voortborduurt op dat wat bestaat, met als doel het te verbeteren. Het is een wat meer nuchtere benadering, die er voor zorgt dat je met beide benen op de grond blijft staan.

Je kunt als school beter investeren in de ontwikkeling van mensen en het leren samenwerken als team. Daar zit toegevoegde waarde in. Als een groep mensen leert om samen verantwoordelijk te zijn voor het onderwijs, dan komen de ideeën vanzelf. Dan ga je samen aan de slag om het onderwijs te ontwikkelen. In het bedrijfsleven noemen ze dat Human Resource Management. In het onderwijs wordt daar te weinig mee gedaan. Ik ben geen expert als het gaat om het succes van het Zweedse onderwijsmodel, maar ik denk dat we in Nederland net zo succesvol zouden kunnen zijn als we meer zouden investeren in de mens die voor de klas staat. Met de 20 lessen per week die een docent in Zweden voor de klas staat heb je daar dan ook tijd voor. Met het geld dat we in Nederland uitgeven aan onderwijs is die 20 lesuur niet te betalen. Er zouden miljarden bij moeten.

Er bestaat een verband tussen kwaliteit van onderwijs en het geld dat je er in stopt. Het ministerie wil meer kwaliteit voor minder geld en noemt dat opbrengstgericht werken. Er is niks mis met efficiëntie, maar er zit een grens aan. De opbrengst kan nog wel eens tegenvallen. Geld investeren in het onderwijs, dat zou pas vernieuwend zijn!


Deze column verscheen in het semptebernummer van onderwijsvakblad Bij de les.

De ideale school

Met enige vertraging. Deze column is al van een tijd terug…

Zo af en toe stel ik mij voor hoe de ideale school eruit ziet. In mijn gedachten hebben zich al heel wat luchtkastelen gevormd. Van realistisch en dicht bij de onderwijspraktijk tot utopisch en grenzeloos. Ondanks alle beperkingen waar we mee te maken hebben, ben ik er van overtuigd dat er nog veel meer uit het onderwijs te halen valt. Blijven dromen dus. Mijn laatste versie van de ideale school was realistischer dan ooit.

Sinds begin dit schooljaar werk ik op een vmbo-school voor beroepsonderwijs in Purmerend, SG Gerrit Rietveld. Ik geniet er van. Als ik door de praktijkvleugel loop ruikt het naar praktijk. Naar verbrand metaal of naar vers gezaagd hout. Wanneer ik mijn neus achterna loop kom ik in de keuken, waar precies als ik aankom de kokoskoeken uit de oven worden gehaald. De leerlingen van ‘onze’ school schitteren in de praktijk. Hoe ‘echter’ de opdracht, hoe harder de leerlingen werken. Leren lijkt dan vanzelf te gaan. Laatst was het basisonderwijs bij ons op bezoek. Leerkrachten van groep 8 kregen voorlichting over onze school en het beroepsonderwijs. Bij de ontvangst in de hal verwelkomde Rowena de gasten hartelijk. Ze gaf ze een hand, maakte een praatje en bracht ze naar de aula, waar Quincy wat te drinken voor ze inschonk. Ondertussen werd met de grootste aandacht een bescheiden lunch voorbereid door de rest van klas 1B. Na de algemene voorlichting was het tijd voor een rondleiding door het gebouw. De meiden en jongens van Zorg & Welzijn gaven de directrice van hun oude basisschool uitleg over het maken van een perfecte middenscheiding. Toen het haar allemaal een beetje te snel ging deden ze het met engelengeduld voor op de oefenpop, net zolang totdat ze het zelf kon. In het motorvoertuigenlokaal hadden de stoere mannen (en één stoere vrouw) een quiz in elkaar gedraaid waarin ze hun kennis over het gebruik van winterbanden hadden verwerkt. Ze vertelden er vol enthousiasme over en genoten er van om de gasten iets bij te leren.

In mijn ideale school zouden we alleen nog maar ‘echte’ opdrachten doen. We monteren winterbanden en vervangen accu’s voor particulieren, we verzorgen de lunch voor de bedrijven van het industrieterrein naast onze school. Ze komen bij ons eten in het restaurant, of we bezorgen het. Onze ADHD’ers rijden een record aantal fietsritten op een dag. Ook voor handmassages, nagels lakken en haarverzorging kun je bij ons terecht. En kun je geen oppas vinden voor de kleintjes? Geen probleem, we hebben een eigen kinderopvang in het gebouw. Elke dag vangen we de kleintjes van onze eigen medewerkers op. De leerlingen lezen verhaaltjes voor en vallen soms samen met de kleine hummels in slaap. Niet alleen binnen school, ook in de buurt timmeren we aan de weg. Soms letterlijk, als we in de wijk met de afdeling bouw een verzakt trottoir ophogen en her-bestraten. Maar we houden ook de wijk schoon en doen vrijwilligerswerk in het verzorgingstehuis. Het is mooi om te zien met hoeveel wederzijds respect pubers en bejaarden met elkaar omgaan. Onbetaalbaar. Dat kun je niet leren uit een boekje.

Het is best mogelijk om zo’n school te maken. Klein probleempje. We hebben dan niet meer zoveel tijd voor theorielessen. Waarschijnlijk nemen we minder schriftelijke toetsen af en halen we niet alle kerndoelen en eindtermen die ons worden voorgeschreven door het ministerie. Ik weet niet of de minister daar blij wordt? Ik in ieder geval wel.

Dirk Olsthoorn


Column van november 2013, voor onderwijsvakblad Bij de Les.

Claustrofobisch

Hoe langer ik in het onderwijs werk, hoe meer de muren op mij afkomen. Vooral in de winter wordt ik er depressief van. Ik kom om acht uur aan op school als het nog donker is, ga de hele dag niet naar buiten en als ik om even na vijf vertrek is het nog steeds donker. 1000 uur per jaar sluiten we onze leerlingen op tussen vier muren. We stomen onze leerlingen klaar voor de moderne maatschappij, maar wat zien onze leerlingen van deze maatschappij tijdens schooltijd? We leren ze over normen en waarden en respect hebben voor elkaar, we brengen ze goed burgerschap bij. En al deze wijze lessen leren we ze voornamelijk in… het klaslokaal. We bespreken met onze leerlingen welke beroepen er zijn en hoe hun talenten daarbij aansluiten. Maar hebben we wel een goed beeld van die talenten? We zien vooral de talenten die ze op school gebruiken. Over de talenten buiten de muren van het schoolgebouw wordt nauwelijks gesproken. Ik kan zo nog wel even doorgaan. Biologie, natuurkunde, aardrijkskunde worden onderwezen vanuit het klaslokaal. Terwijl er bij deze vakken veel aanleiding is om naar buiten te gaan. Of wat te denken van het leren van een vreemde taal. Als je het mij vraagt is het tegennatuurlijk en misdadig om een taal te leren vanuit een boek. Ik heb drie jaar geworsteld met het Franse lesboek en kwam niet veel verder dan Je m’appelle Dirk. Op vakantie in Frankrijk met mijn ouders waren twee weken zomerliefde genoeg om mij vloeiend Frans te leren spreken.

Mijn school van de toekomst zou een openluchtschool zijn. Leren doe je bij voorkeur niet in een klaslokaal. Het is geen revolutionair idee. Vooral in de twintigste eeuw zijn verwoede pogingen gedaan om het onderwijs meer contextrijk te maken. Maria Montessori deed dat door met uitdagende lesmaterialen de zintuigen te prikkelen. Zij probeerde de buitenwereld binnen school te halen. De Nederlandse pedagoog Jan Ligthart nam de leerlingen het liefst letterlijk mee naar buiten. Naar de moestuin of de visafslag. In de jaren negentig werkte Probleemgestuurd Onderwijs (PGO) met contextrijke opdrachten die als kapstok dienden voor de theorie die daardoor meer zinvol werd. Nog later raakte competentiegericht onderwijs in de mode. Ook het Daltononderwijs en Jenaplanscholen hebben door de jaren heen hun best gedaan om op zijn minst het onderwijs meer aanschouwend te maken.

Waarom lijkt ons onderwijs dan nog op dat van honderd jaar geleden? Ik heb een simpele en misschien teleurstellende verklaring: geld. Onderwijsvernieuwingen gedijen goed in tijden van hoogconjunctuur. Zodra er crisis uitbreekt storten de zorgvuldig opgebouwde onderwijsconcepten als een kaartenhuis in elkaar. Dat heeft de geschiedenis ons geleerd. Dezelfde geschiedenis die ons heeft geleerd dat veranderingen die worden voorgeschreven door het ministerie vrij kansloos zijn. Ik verwacht dat er in de toekomst scholen zullen ontstaan die zelf bepalen wat nodig is om goed onderwijs te bieden. Onafhankelijk van geld van de overheid en niet gebonden aan regels van de inspectie. Het grote nadeel is dat je waarschijnlijk een flinke zak geld moet meenemen om je kind naar deze school te laten gaan. En dat past jammer genoeg niet bij mijn principes.

Deze column verscheen eerder in onderwijsvakblad Bij de les.

Gemeenschapszin

Ik hou van Frankrijk. Al zolang ik mij kan herinneren. Waarom ik zo veel van Frankrijk hou weet ik zelf niet zo goed. De mensen zijn er stug. Op campings is het vaak smerig, vooral het sanitair. En boven een gat poepen, ik zal er nooit aan wennen. Maar ik neem het voor lief.

Ik was acht toen ik voor het eerst samen met mijn ouders op vakantie ging naar Frankrijk. Ik was diep onder de indruk van het landschap. We kwamen uiteindelijk in de ruige Ardeche terecht. Er was niks op de camping. Geen voorzieningen, geen animatie, niets. Alleen ongerepte natuur. Dagenlang heb ik mij vermaakt met alleen de rivier, die een kilometer lopen van de camping lag.  Tientallen stenen heb ik doormidden gehakt, op zoek naar pastelkleurige mineralen en glinsterende metaaldeeltjes aan de binnenkant. Toen ergens zal de liefde zijn ontstaan.

Terwijl ik deze column schrijf lig ik in een piepklein tentje, op een camping honderd kilometer boven Parijs. Ik ben op doortocht naar de Dordogne, waar ik een vriend ga bezoeken. Hij is er een aantal jaar geleden samen met zijn ouders naar toegetrokken en leeft er zo’n beetje als God in Frankrijk.

Het is er niet alleen maar romantiek. De mensen in het dorp hebben nauwelijks inkomsten en pensioen kennen ze niet op het platteland. Men werkt letterlijk door totdat men er bij neervalt. Het is een hard bestaan. Om te overleven heeft men elkaar nodig. Met een roestige oude machine van voor de oorlog wordt de oogst gedaan. Alsof je terugreist in de tijd. Mensen helpen elkaar, met van alles. De een maakt kaas, de ander bakt brood. In het dorp wordt zelfgestookte Eau de Vie uitgeruild tegen Confit van het konijn dat gisteren nog in het hok zat op het erf. Als ik er ben, dan help ik graag mee op het land. Op de terugreis vraag ik mij mijmerend af of die gemeenschapszin ook in Purmerend kan bestaan.

Deze column verscheen eerder in Dagblad Waterland.

Bulgaren in Waterland

Hoeveel Bulgaren wonen er zogenaamd in Purmerend? Er wordt landelijk op grote schaal gefraudeerd met zorgtoeslag, huurtoeslag en andere toeslagen. Systeemfraude noemen ze dat. Systeemfraude is nu al hét politieke woord van 2013.

Bij het invoeren van het toeslagensysteem in 2005 plaatste de Algemene Rekenkamer al vraagtekens bij het gekozen model van uitvoering. In een rapport van mei 2006 schrijft de Rekenkamer daarover: “Er is voorrang gegeven aan tijdige uitbetaling boven rechtmatigheid.” Met andere woorden, de controle vindt pas plaats (lang) na uitbetaling. De Belastingdienst heeft destijds herhaaldelijk aangegeven meer tijd nodig te hebben voor de invoering van het toeslagensysteem. Er was niemand in Den Haag die het wilde horen. Het gaat nu niet een beetje fout, maar heel erg fout. En de volgende keer gaat het waarschijnlijk wéér fout, door een andere systeemfout. Eerder deze maand was het persoonsgebonden budget in opspraak omdat er op grote schaal mee gefraudeerd wordt. Ook ziekenhuizen frauderen er lustig op los en declareren onterecht miljarden euro’s bij de zorgverzekeraars. De fraude is extra schrijnend als je bedenkt dat er vanwege de economische crisis zeer pijnlijke maatregelen zijn genomen om te bezuinigen op de overheidsuitgaven.

Er zit een hardnekkige systeemfout in de Nederlandse overheid. In Den Haag heeft niemand de regie over het land. Belangrijke beslissingen worden niet genomen op basis van feiten maar op basis van sentiment. Er is geen directeur of Raad van Toezicht die het algemeen belang in de gaten houdt. Er is ook geen visie die langer dan vier jaar mee gaat, als er al sprake is van visie. De ministers en staatssecretarissen zijn te druk met het uitvoeren van het regeerakkoord. En anders wel met verantwoording afleggen over de puinhopen die hun voorgangers hebben achtergelaten. Ik geef toe, ik word er een beetje cynisch van. Volgende keer weer een column over alle mooie dingen die er gebeuren in de politiek in onze regio.


Deze column verscheen eerder in Dagblad Waterland.

Waterpret

Vanuit Purmerend kun je ongeveer alle binnenwateren van Nederland bevaren. De Beemsterringvaart en de Purmerringvaart worden met elkaar verbonden door de Where. Het Ilperveld, het Varkensland en andere polders, zijn bereikbaar via het Noordhollands kanaal. Via de Gouwzee en het Markerkermeer kom je op het IJselmeer. Van daaruit kun je door naar de Waddenzee of de Friese meren. Waarom wordt er in Purmerend niet meer gedaan met de mogelijkheden van het water? Langs het kanaal is er beperkt plaats voor boten om aan te meren. Ook een stukje van de Where wordt gebruikt als ligplaats. De kades van Purmerend zijn nogal aan de saaie kant, er is geen horeca te vinden. En dat terwijl er genoeg plekken zijn waar een mooi terras aan het water niet zou misstaan. In vrijwel alle gemeentes in Waterland kun je fluisterbootjes huren, maar niet in Purmerend. Vreemd.

Ik ben blijkbaar niet de enige die zich hierover verbaast. Op de website van de gemeente Purmerend vind ik het ‘Actieplan Watertoerisme’. De Where wordt daarin voorgesteld als een as voor watersport en –recreatie. Volgens het actieplan komt er een botenhelling en komen er meer ligplaatsen. Er wordt een havenmeester aangesteld en er komt gelegenheid om bootjes te huren. Ook worden er terrasvoorzieningen aangelegd. Klinkt mij als muziek in de oren. Ik hoop dat het een beetje wil lukken. Volgens de planning van het actieplan moet een en ander klaar zijn in 2015?

De plek waar het oude postkantoor staat lijkt mij ideaal voor een terras aan het water.  Genoeg ruimte, dicht bij de Koemarkt en het centrum. De zon schijnt er vrijwel de hele dag en misschien is er zelfs wel genoeg ruimte voor een stadsstrand. Ik zie mezelf er al liggen in mijn korte broek, met een koud biertje en een boek op schoot. Of draaf ik nu door?


Deze column verscheen eerder in Dagblad Waterland.

Archief