Buiten fietsen met de OKP

Zwift is leuk, maar buiten fietsen is nog veel leuker. Zeker op zondag, met de Oostzaanse kerkploeg. Die zo heet, omdat er wordt verzameld bij de kerk in Oostzaan. Maar dat is logisch. Verslag van een heroïsch ritje. In opdracht van Paul, want volgens Paul schrijft de winnaar het verslag.

Vandaag heb ik de kerk niet gezien. We verzamelden met de Purmerendse bende bij de Melkwegbrug. Om stipt 9.30 uur vertrokken Renzo, Percy, Peter en ik richting Oostzaan. Via de Melkweg richting Purmerland en ergens bij een fietsviaduct moet ik door glas zijn gereden. Terwijl de rest doorfietste had ik ongeveer 20 minuten de tijd om mijn binnenband te vervangen. Ik haalde een scherp stuk glas van bijna een centimeter lang uit mijn band. Met een klein rotpompje duurde het tien minuten voordat ik de nieuwe band enigszins op spanning had gekregen. Ondertussen was Olaf aan komen rijden. Vanwege een blessure zou Olaf met de B-ploeg meerijden. Maar hij bedacht zich en we reden samen richting Oostzaan. Vlak voor Oostzaan kwam het peloton aangeraasd, ze hadden er zin in. We hadden maar net genoeg tijd om te keren en moesten even flink aanzetten om te kunnen volgen. lees verder >>

Zwiften

Als ik thuis kom van werk is het donker. Ondanks goede verlichting op de racefiets vind ik het niet prettig om in het donker te fietsen. Ook de kou maakt het minder aantrekkelijk om op de fiets te stappen. Drie lagen fietskleding, muts, col, handschoenen en overschoenen, voordat ik ben aangekleed ben ik een half uur verder. En als ik na zo’n winterse tocht thuis kom ben ik soms zo verkleumd dat het de rest van de dag duurt om weer op te warmen. Op zoek dus naar een alternatief.

Ik heb vroeger ooit eens een hometrainer gehad. Na een half uur op dat kreng had ik het dan helemaal gehad. Daar hielp geen muziek of televisieserie tegen, ik vond het doodsaai. Maar nu is er Zwift en stap ik iets minder noodgedwongen op de Tacx. Sterker nog, ik geloof dat ik er een beetje verslaafd aan ben. Gameverslaafd dat is. Zwift is een virtuele fietswereld, een computergame die je koppelt aan je Tacx via ANT+ of Bluetooth. Je tegenstanders komen van over de hele wereld, van Japan tot Nieuw Mexico en van Zweden tot Zuid Africa. Net als jij zitten ze zich op een zolderkamer in het zweet te trappen. lees verder >>

Acupunctuur Purmerend

Als je met Google zoekt op ‘Acupunctuur Purmerend’ vind je het bedrijf van mijn vrouw: Ellen Olsthoorn Acupunctuur. Als je behoefte hebt aan een totaal NIET objectief verhaal moet je vooral doorlezen. Ellen heeft vier jaar gestudeerd voordat ze haar praktijk begon. Vanaf het tweede jaar had ze behoefte aan proefpersonen. Ik was er huiverig voor want ik ben best bang voor naalden. Maar ik wilde Ellen graag steunen bij haar opleiding dus belandde ik op de behandeltafel. In het begin oefende ze de techniek van het prikken en het lokaliseren van de acupunctuur punten. Halverwege het derde jaar was het tijd voor een echte behandeling. Ik had geen klachten, voelde mij gezond. Ellen begon met mij uitgebreid te bevragen voor de anamnese. Mijn beide polsen werden ‘gelezen’ en mijn tong werd bekeken. Alle bevindingen werden uitvoerig genoteerd in het aantekeningenboekje. Het is fijn als iemand de tijd voor je neemt, of je nou klachten hebt of niet. Toch kwamen we er gaande weg achter dat ik wel wat last had van somberheid en verdriet. Mijn vader was nog niet zo lang geleden overleden en ik zat nog midden in een rouwproces. Zelf had ik nooit bedacht dat je hier iets aan kon doen met acupunctuur. Het was voor Ellen ook een van haar eerste behandelingen en ze dacht lang na over een behandelplan. Avonden lang zat ze erop te studeren en ze besprak heet ook met haar docenten en met studiegenoten. Het was een subtiel verschil maar tegelijkertijd ook heel duidelijk. Bij een rouwproces horen emoties van verdriet, angst en boosheid. Je kunt er gemakkelijk in verzuipen. Emoties kunnen je verlammen en in zekere zin was dat bij mij ook het geval. Acupunctuur heeft mij daar goed bij geholpen. Ellen heeft mij daar goed bij geholpen. Na een behandeling waren de scherpe randjes van de emotie verdwenen en was er weer ruimte om te leven. Het zorgde ervoor dat ik stappen kon zetten in het rouwproces. Misschien dat het rouwproces zonder acupunctuur ook voorbij was gegaan, ik denk van wel. Alleen zou het dan waarschijnlijk langer hebben geduurd en meer eenzaam zijn geweest. Ik heb de begeleiding van Ellen als heel prettig ervaren. Het was voor haar niet makkelijk, vooral omdat ik dicht bij haar sta. Toch is het haar gelukt om dat heel professioneel te doen. Ik ben er van overtuigd dat acupunctuur iets kan betekenen bij het verwerken van verdriet maar ook bij andere psychische klachten zoals depressie of stress. Ellen kan ik daarbij natuurlijk van harte aanbevelen.


Onderwijsvernieuwing

Vernieuwing. Bij het ministerie van onderwijs zijn ze er dol op. En als de onderwijskundigen op het ministerie het zelf niet kunnen verzinnen, dan wordt het wel bedacht door de VO-raad, de PO-raad, de Onderwijsraad, en weet ik veel wat voor adviesraden er nog meer zijn. Tel daar een ambitieuze minister en een staatsecretaris bij op, en het feest van vernieuwing is compleet. De ene onderwijsvernieuwing is nog niet afgerond, of de andere staat al weer voor de deur. Het idee achter een vernieuwing is vaak dat het een probleem moet oplossen. De aansluiting VWO naar WO is slecht: studiehuis. Leerlingen kunnen slecht rekenen: invoering van het rekenexamen. De aansluiting van VMBO naar MBO moet beter: we bedenken nieuwe examenprogramma’s. De mensen hebben geen normen en waarden meer: we gooien er een cursus burgerschap tegenaan. En ga zo maar door. Het zou interessant zijn om eens te meten wat het rendement is van al die vernieuwing.

Ik hoorde eens een collega zeggen dat onderwijsvernieuwing niet bestaat. “Onderwijsontwikkeling, dat bestond wel.” Ik was zelf net enthousiast bezig het onderwijs te vernieuwen op dezelfde school en wilde het niet horen. Met een team bevlogen docenten voerden we de weektaak in en ontwikkelden we contextrijke opdrachten. Naast cijfers was er ook aandacht voor het ontwikkelen van vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling. Het was zo anders dan ik tot dan toe had meegemaakt, dat ik het graag bestempelde als vernieuwing. We gingen de wereld veranderen. Het gaf veel voldoening om als team samen stappen te zetten. Het ging wel met vallen en opstaan, maar we waren niet bang om fouten te maken.

Als ik terugkijk, dan was er weinig nieuws onder de zon. Alles wat we invoerden was al eens bedacht en gedaan. En niet één keer, maar wel honderd keer. We keken het ook letterlijk af van scholen waar we naar toe gingen ter inspiratie. Mijn collega had gelijk, onderwijsontwikkeling is een betere term. Ontwikkeling geeft aan dat het voortborduurt op dat wat bestaat, met als doel het te verbeteren. Het is een wat meer nuchtere benadering, die er voor zorgt dat je met beide benen op de grond blijft staan.

Je kunt als school beter investeren in de ontwikkeling van mensen en het leren samenwerken als team. Daar zit toegevoegde waarde in. Als een groep mensen leert om samen verantwoordelijk te zijn voor het onderwijs, dan komen de ideeën vanzelf. Dan ga je samen aan de slag om het onderwijs te ontwikkelen. In het bedrijfsleven noemen ze dat Human Resource Management. In het onderwijs wordt daar te weinig mee gedaan. Ik ben geen expert als het gaat om het succes van het Zweedse onderwijsmodel, maar ik denk dat we in Nederland net zo succesvol zouden kunnen zijn als we meer zouden investeren in de mens die voor de klas staat. Met de 20 lessen per week die een docent in Zweden voor de klas staat heb je daar dan ook tijd voor. Met het geld dat we in Nederland uitgeven aan onderwijs is die 20 lesuur niet te betalen. Er zouden miljarden bij moeten.

Er bestaat een verband tussen kwaliteit van onderwijs en het geld dat je er in stopt. Het ministerie wil meer kwaliteit voor minder geld en noemt dat opbrengstgericht werken. Er is niks mis met efficiëntie, maar er zit een grens aan. De opbrengst kan nog wel eens tegenvallen. Geld investeren in het onderwijs, dat zou pas vernieuwend zijn!


Deze column verscheen in het semptebernummer van onderwijsvakblad Bij de les.

De ideale school

Met enige vertraging. Deze column is al van een tijd terug…

Zo af en toe stel ik mij voor hoe de ideale school eruit ziet. In mijn gedachten hebben zich al heel wat luchtkastelen gevormd. Van realistisch en dicht bij de onderwijspraktijk tot utopisch en grenzeloos. Ondanks alle beperkingen waar we mee te maken hebben, ben ik er van overtuigd dat er nog veel meer uit het onderwijs te halen valt. Blijven dromen dus. Mijn laatste versie van de ideale school was realistischer dan ooit.

Sinds begin dit schooljaar werk ik op een vmbo-school voor beroepsonderwijs in Purmerend, SG Gerrit Rietveld. Ik geniet er van. Als ik door de praktijkvleugel loop ruikt het naar praktijk. Naar verbrand metaal of naar vers gezaagd hout. Wanneer ik mijn neus achterna loop kom ik in de keuken, waar precies als ik aankom de kokoskoeken uit de oven worden gehaald. De leerlingen van ‘onze’ school schitteren in de praktijk. Hoe ‘echter’ de opdracht, hoe harder de leerlingen werken. Leren lijkt dan vanzelf te gaan. Laatst was het basisonderwijs bij ons op bezoek. Leerkrachten van groep 8 kregen voorlichting over onze school en het beroepsonderwijs. Bij de ontvangst in de hal verwelkomde Rowena de gasten hartelijk. Ze gaf ze een hand, maakte een praatje en bracht ze naar de aula, waar Quincy wat te drinken voor ze inschonk. Ondertussen werd met de grootste aandacht een bescheiden lunch voorbereid door de rest van klas 1B. Na de algemene voorlichting was het tijd voor een rondleiding door het gebouw. De meiden en jongens van Zorg & Welzijn gaven de directrice van hun oude basisschool uitleg over het maken van een perfecte middenscheiding. Toen het haar allemaal een beetje te snel ging deden ze het met engelengeduld voor op de oefenpop, net zolang totdat ze het zelf kon. In het motorvoertuigenlokaal hadden de stoere mannen (en één stoere vrouw) een quiz in elkaar gedraaid waarin ze hun kennis over het gebruik van winterbanden hadden verwerkt. Ze vertelden er vol enthousiasme over en genoten er van om de gasten iets bij te leren.

In mijn ideale school zouden we alleen nog maar ‘echte’ opdrachten doen. We monteren winterbanden en vervangen accu’s voor particulieren, we verzorgen de lunch voor de bedrijven van het industrieterrein naast onze school. Ze komen bij ons eten in het restaurant, of we bezorgen het. Onze ADHD’ers rijden een record aantal fietsritten op een dag. Ook voor handmassages, nagels lakken en haarverzorging kun je bij ons terecht. En kun je geen oppas vinden voor de kleintjes? Geen probleem, we hebben een eigen kinderopvang in het gebouw. Elke dag vangen we de kleintjes van onze eigen medewerkers op. De leerlingen lezen verhaaltjes voor en vallen soms samen met de kleine hummels in slaap. Niet alleen binnen school, ook in de buurt timmeren we aan de weg. Soms letterlijk, als we in de wijk met de afdeling bouw een verzakt trottoir ophogen en her-bestraten. Maar we houden ook de wijk schoon en doen vrijwilligerswerk in het verzorgingstehuis. Het is mooi om te zien met hoeveel wederzijds respect pubers en bejaarden met elkaar omgaan. Onbetaalbaar. Dat kun je niet leren uit een boekje.

Het is best mogelijk om zo’n school te maken. Klein probleempje. We hebben dan niet meer zoveel tijd voor theorielessen. Waarschijnlijk nemen we minder schriftelijke toetsen af en halen we niet alle kerndoelen en eindtermen die ons worden voorgeschreven door het ministerie. Ik weet niet of de minister daar blij wordt? Ik in ieder geval wel.

Dirk Olsthoorn


Column van november 2013, voor onderwijsvakblad Bij de Les.

Claustrofobisch

Hoe langer ik in het onderwijs werk, hoe meer de muren op mij afkomen. Vooral in de winter wordt ik er depressief van. Ik kom om acht uur aan op school als het nog donker is, ga de hele dag niet naar buiten en als ik om even na vijf vertrek is het nog steeds donker. 1000 uur per jaar sluiten we onze leerlingen op tussen vier muren. We stomen onze leerlingen klaar voor de moderne maatschappij, maar wat zien onze leerlingen van deze maatschappij tijdens schooltijd? We leren ze over normen en waarden en respect hebben voor elkaar, we brengen ze goed burgerschap bij. En al deze wijze lessen leren we ze voornamelijk in… het klaslokaal. We bespreken met onze leerlingen welke beroepen er zijn en hoe hun talenten daarbij aansluiten. Maar hebben we wel een goed beeld van die talenten? We zien vooral de talenten die ze op school gebruiken. Over de talenten buiten de muren van het schoolgebouw wordt nauwelijks gesproken. Ik kan zo nog wel even doorgaan. Biologie, natuurkunde, aardrijkskunde worden onderwezen vanuit het klaslokaal. Terwijl er bij deze vakken veel aanleiding is om naar buiten te gaan. Of wat te denken van het leren van een vreemde taal. Als je het mij vraagt is het tegennatuurlijk en misdadig om een taal te leren vanuit een boek. Ik heb drie jaar geworsteld met het Franse lesboek en kwam niet veel verder dan Je m’appelle Dirk. Op vakantie in Frankrijk met mijn ouders waren twee weken zomerliefde genoeg om mij vloeiend Frans te leren spreken.

Mijn school van de toekomst zou een openluchtschool zijn. Leren doe je bij voorkeur niet in een klaslokaal. Het is geen revolutionair idee. Vooral in de twintigste eeuw zijn verwoede pogingen gedaan om het onderwijs meer contextrijk te maken. Maria Montessori deed dat door met uitdagende lesmaterialen de zintuigen te prikkelen. Zij probeerde de buitenwereld binnen school te halen. De Nederlandse pedagoog Jan Ligthart nam de leerlingen het liefst letterlijk mee naar buiten. Naar de moestuin of de visafslag. In de jaren negentig werkte Probleemgestuurd Onderwijs (PGO) met contextrijke opdrachten die als kapstok dienden voor de theorie die daardoor meer zinvol werd. Nog later raakte competentiegericht onderwijs in de mode. Ook het Daltononderwijs en Jenaplanscholen hebben door de jaren heen hun best gedaan om op zijn minst het onderwijs meer aanschouwend te maken.

Waarom lijkt ons onderwijs dan nog op dat van honderd jaar geleden? Ik heb een simpele en misschien teleurstellende verklaring: geld. Onderwijsvernieuwingen gedijen goed in tijden van hoogconjunctuur. Zodra er crisis uitbreekt storten de zorgvuldig opgebouwde onderwijsconcepten als een kaartenhuis in elkaar. Dat heeft de geschiedenis ons geleerd. Dezelfde geschiedenis die ons heeft geleerd dat veranderingen die worden voorgeschreven door het ministerie vrij kansloos zijn. Ik verwacht dat er in de toekomst scholen zullen ontstaan die zelf bepalen wat nodig is om goed onderwijs te bieden. Onafhankelijk van geld van de overheid en niet gebonden aan regels van de inspectie. Het grote nadeel is dat je waarschijnlijk een flinke zak geld moet meenemen om je kind naar deze school te laten gaan. En dat past jammer genoeg niet bij mijn principes.

Deze column verscheen eerder in onderwijsvakblad Bij de les.

OV-toerist

Mijn persoonlijke OV-chipkaart is verlopen. Geen idee waarom zo’n stukje plastic kan verlopen. Hij zit in mijn portemonnee en komt er niet uit, ook niet bij het in- en uitchecken. Een bankpasje slijt, omdat die wel eens in en uit een pinautomaat gaat. Maar mijn OV-chipkaart ziet er nog kakelnieuw uit. En afgezien van een ander kapsel, lijkt de pasfoto nog prima op mij – niet dat ooit iemand er naar gekeken heeft.

Maar goed, hij is dus verlopen. Van de klantenservice van OV-chipkaart ontving ik 6 juli een brief daarover. Een nieuwe kaart kost €7,50. Het zal wel. Bij het online aanvragen word je op de eerste pagina gelijk gewaarschuwd voor het gebruiken van de juiste Flash-player bij het uploaden van de nieuwe pasfoto. Dat lukt dus ook niet. Ondanks het juiste bestandstype en de juiste bestandsgrootte loop ik er op vast. De foto wordt wel geupload maar verschijnt, ongeacht welke browser of computer ik gebruik, op z’n kop in het preview venster. Ik ben er helemaal klaar mee en vouw de brief nog net niet tot een prop.

Dat was een maand geleden. Vandaag was ik helemaal zen en toe aan een nieuwe poging. De allermeest-recent-nieuwste Flashplayer geïnstalleerd en warempel, gelukt. De uitleg over het betalen van €0,01 voor het activeren van automatisch opwaarderen begreep ik niet helemaal. Dat is van latere zorg, ik was allang blij. Volgens de website kan ik de nieuwe OV-chipkaart binnen drie werkdagen verwachten, volgens de bevestigingsmail binnen zeven werkdagen. Alles daar tussenin reken ik goed.

Vandaag wil ik graag naar Amsterdam. Ik heb een minuscuul gaatje in mijn nieuwe Rapha superlight wielrenshirt. Bij de Rapha winkel in de Wolvenstraat kun je dat gratis laten repareren. Daarna ergens lunchen op het terras en wie weet vanavond wat eten en drinken bij Mossel en Gin. Net alsof het nog vakantie is. Maar hoe komen we in Amsterdam? Alleen zou ik op de fiets gaan maar dat vindt mijn gezelschap geen goed plan. Met de auto is gekkenwerk dus toch maar met het openbaar vervoer.

Hoe werkt dat zonder persoonlijke OV-chipkaart? Ik voel me een toerist in eigen land. Hoe een strippenkaart werkte kon ik een toerist nog uitleggen. Het was lastig, maar het lukte. Bij de OV-chipkaart snap ik het zelf niet, laat staan dat ik het kan uitleggen. Ik kan een anonieme chipkaart kopen voor €7,50 en die kan ik dan opladen. Maar ik heb net €7,50 betaald voor een persoonlijke chipkaart, dus zonde geld. Lijkt mij voor een toerist ook een investering die niet zo gauw is terugverdiend. Even googelen op wegwerpchipkaart leert mij dat je inderdaad ook kaarten hebt die je na gebruik weer weg kunt gooien. Volgens de website van ov-chipkaart kan ik zo’n kaart ook kopen in bus en/of tram. In de volgende alinea staat dat ik die kaart dan wel eerst op moet laden bij een automaat? Verder wordt mij niet duidelijk of ik met de EBS-dagkaart ook in Amsterdam de tram kan pakken. In ieder geval kan ik bij een servicebalie van EBS wel een wegwerp OV-chipkaart kopen van het GVB.

Ik ga het maar gewoon proberen. Zo ingewikkeld kan het toch niet zijn.

Verslaafd

“Oké, mensen: mobiel mág op tafel, áls er tenminste gewerkt wordt.”
“Nee, geen WhatsApp, natuurlijk niet. Je mag muziek luisteren… “
“Maar ik wil niet dat jullie na elk liedje weer moeten zoeken naar het volgende liedje. Dus zet een playlist aan!”
“Nee, Jessica, maar één oortje in, anders hoor je mij niet meer als ik je wat vraag. Dat wist je toch?”
“Sorry meneer!”
“Mike, haal die telefoon onder de tafel vandaan en doe hem maar in je tas, je bent YouTube aan het kijken.” *zucht*
“Meester, u ziet ook echt alles.”

Hoe later op de dag, hoe groter de kans dat dit ritueel zich in mijn les voltrekt. Ik heb de opkomst van de mobiele telefoon in de klas meegemaakt. Sindsdien ben ik met collega’s op zoek naar een goede manier om hier mee om te gaan. Ik heb felle discussies gevoerd met tegenstanders, die het gebruik wilden verbieden. Het hoort nou eenmaal bij de huidige samenleving, je moet de leerlingen leren om er mee om te gaan. Leerlingen kunnen hun telefoon gebruiken om aantekeningen of foto’s te maken. Of om iets in hun agenda te zetten. Veel leerlingen kunnen beter werken als ze naar muziek luisteren.
Het zijn argumenten die ik vaak heb gebruikt, en nog steeds gebruik. En toch ben ik sterk aan het twijfelen geraakt. Het opvoeden van mijn leerlingen lukt mij steeds minder goed. Het is soms vechten tegen de bierkaai. Hoe leuk de les ook is, voor veel leerlingen is de telefoon toch altijd nog interessanter. Leerlingen zijn verslaafd aan WhatsApp, Facebook, Instagram en Snapchat – ik herken het maar al te goed, want ik ben zelf ook verslaafd. Een verslaafde help je niet door te zeggen dat je met mate mag gebruiken.

Binnen school kun je de mobiele telefoon in de ban doen, buiten school gaat dat niet. Niet alleen de school worstelt met een probleem, de hele samenleving is zoekende. Ik hoorde laatst het verhaal van een bedrijf waar in de kantine nauwelijks nog met elkaar gesproken wordt. Zodra de lunch begint zit iedereen te staren naar het scherm van zijn eigen mobieltje. Er zal nog wel een generatie overheen gaan voor we een oplossing hebben gevonden voor deze massale verslaving. Ik denk dat het nodig is om in het onderwijs een grens te stellen.

Het verbieden van de mobiele telefoon in de les betekent niet het einde van de digitale school. Integendeel. We kunnen het mobiele apparaat heel goed gebruiken. Het grootste voordeel is misschien wel dat leerlingen met behulp van de computer adaptief kunnen leren. Er worden steeds meer programma’s ontwikkeld die bruikbaar zijn in de les. De kwaliteit wordt ook steeds beter.
Een consultant vroeg laatst mijn mening over een nieuw product dat ze aan het ontwikkelen zijn. Het ging om een tablet met een afgeschermde omgeving. Als een leerling het wiskundelokaal binnenloopt, weet het apparaat op basis van het rooster en de locatie precies welke apps er geladen moeten worden. Bij wiskunde bijvoorbeeld het digitale wiskundeboek en de rekenapp. Verder kan de docent voor een klas of individuele leerling de rechten tijdelijk uitbreiden. Handig als er iets moet worden opgezocht op internet. Als school kun je een playlist samenstellen die je alleen at random kunt afspelen. Jottem! En dan stiekem een pianoconcert van Beethoven ertussen. U hoort het, ik ben enthousiast.

Deze column verscheen eerder in onderwijsvakblad Bij de les.

Archief