Lachen op de fiets

Schrik me de tyfus! Ik fiets windje mee op de vakantiefiets, met een lekker vaartje, en ik wordt ingehaald door een speed pedelec. Die zag of hoorde ik niet aankomen! Zo moeten mensen op de toerfiets zich dus voelen als ik voorbij kom zoeven op de racefiets.

Op de racefiets word ik ook wel eens ingehaald door de snelle variant van de elektrische fiets. maar dan ga ik zelf ook hard. De snelle fietsers vinden dat ze het aan hun (elektrische) stand verplicht zijn om mij in te halen. Maar als ik boven de 30 per uur fiets moeten ze daar wel hun best voor doen. Vijfendertig per uur halen ze wel, maar voor 40 km/uur moet flink worden bijgetrapt.

Als ik in de gaten krijg dat het ze moeite kost om me in te halen ga ik erachter zitten. In de luwte is het voor mij een makkie om ze bij te houden. Op een gegeven moment worden ze dan toch moe en gaat hun snelheid omlaag. Op dat moment zet ik een tandje erbij – of eigenlijk eraf, maar daarover een andere keer – en ga er hard voorbij. En dat vind ik dus erg grappig. Zelfs nu ik het opschrijf lach ik weer hardop in mezelf.

Ik vond dat inhalen al grappig toen ik nog een jochie was. Als mijn fietstalent niet is aangeboren, dan heb ik mijn stevige poten ontwikkeld in mijn middelbare schoolperiode. Elke dag een kilometer of acht heen en weer terug, tussen Ilpendam en Purmerend. Het kon mij niet hard genoeg gaan. Mijn dorpsgenoten werden gek van me. Meestal profiteerden ze dan toch van mijn enthousiasme, door in een waaier achter mij aan te fietsen. Ik hield ze uit de wind.

Met die fietspoten ging ik dus hard. Op de racefiets hield ik Mick bij, op z’n opgevoerde brommer. Zo hard ging ik. Soms fietste ik langs de Jaagweg naar het stadje. Ik ging dan op de rammelbak. Een fiets waar weinig stuk aan kon, omdat het meeste al stuk was, maar die rammelde, piepte en kraakte. Ook op de rammelbak fietste ik hard. Ik werd dan ingehaald door wielrenners die vonden dat ze harder moesten gaan dan ik. Je raad het al, ook daar ging ik achteraan. Kaarsrecht zittend op mijn rammelbak, mijn romp roerloos, zodat het eruit zag alsof het mij geen enkele moeite kostte. Humor op de fiets.

Eerlijk is eerlijk, het gebeurt ook andersom. Vorig jaar nog, was ik met vrienden fietsen in de Dolomieten. Ik ging tot het uiterste om Patrick voor te blijven. Normaal lukt dat in de bergen niet. Patrick is de klimgeit, ik ben sneller in de polder. Maar nu was ik goed getraind en in vorm, dus ik won. Toen ik stond uit te hijgen en Patrick kort na mij de top bereikte, zag ik achter hem een jonge gozer op een blauwe stadsfiets rap naderen. Volgens mij met maar één (1!) versnelling. We wisten niet wat we zagen. Het was een lange beklimming en we zijn hem niet voorbij gegaan. Dat betekent dat hij later dan ons is gestart en ons heeft ingehaald. Haha! Ook dat vind ik dus humor om te lachen.

Enfin, ik begon deze blog op de vakantiefiets. De herinneringen zoals beschreven schieten door mijn hoofd. Al fietsend vormt zich deze blog. In gedachten verzonken trekt het boerenlandschap aan mij voorbij. Opeens hoor ik in de verte een geluid dat ik niet herken. Het is ritmisch, zoef, zoef, zoef, zoef. Terwijl ik zit te piekeren wat het kan zijn wordt ik ingehaald door een schaatster uit het Jumbo Visma team, die aan het trainen is op de skeeler. En weer lig ik in deuk en lach hard in stilte. Deze keer kan ik de verleiding weerstaan om er achteraan te gaan. Ook omdat ze veel te hard gaat.

Reageer

Archief